megalomania

essays , nr.5

megalomania

In 2009 vond in Wenen een fascinerende tentoonstelling plaats: ‘Modernism as a Ruin. An Archaeology of the Present”; niet alleen een her-denken van modernistische ideeën en plannen welke als doel hadden een meer humane samenleving te bewerkstelligen, maar bovenal het bevragen van de status van deze – vaak vermeende – utopia. Opvallend genoeg waren meerdere getoonde/besproken projecten (werk van o.a. Gordon Matta-Clark, Robert Smithson, Rob Voerman) in hun achtergrond en opzet visionair: als voorbeeld mag het werk van Yona Friedman worden genoemd. Zijn ‘Ville Spatiale’-modellen uit 1959 zijn ontworpen op basis van uitgangspunten en aannames (in Friedman’s woorden ‘grand illusions’) die nu opnieuw – of nog altijd – van groot belang blijken.
Deze aandacht lijkt opnieuw gerechtvaardigd nu, na nog altijd veel scepsis en kritiek een opzienbarende visie in het Midden-Oosten voorbij de schetsfase en tekentafel is gekomen. Daarnaast; ook in ons land verschijnen regelmatig studies voor een samenleving en inrichting die verwachte ontwikkelingen uitwerkt tot soms futuristische – utopische? – beelden waarbij de terugkerende vraag is: wat is haalbaar; hoever vooruit willen/kunnen we denken?
Is het een megalomaan experiment, een futuristische ingreep in het barre woestijnlandschap, een fascinerende visie op een toekomstige samenleving of een bijna letterlijke streep door de menselijkheid? Voor wie denkt dat project ‘The Line’ in het uiterste noordwesten van Saudi Arabië slechts een abstracte utopie dan wel gevreesde dystopie is; het land is begonnen met de uitwerking en realisatie. Dit immense project bestaat uit de kunstmatige, vooral verticale ‘stad’ van 34 km2., die met een lengte van 170 km., een breedte van 200 m. uiteindelijk volgens plan plaats moet bieden aan 9 miljoen inwoners. Inmiddels is dit laatste cijfer naar beneden bijgesteld en zijn veel medewerkers aan het project ‘overgeplaatst’. Volgens de website is hier sprake van een ‘civilizational revolution that puts human’s first’ , draait de stad voor 100% op ‘renewable energy’ en wordt 95% van het land ‘preserved for nature’. De buitenzijden aan weerskanten spiegelen de omringende woestijn en doen het voorkomen alsof de ‘stad’ een fata morgana is; alle leven vindt plaats binnen deze vrijwel hermetische afzondering van de buitenwereld, tussen wanden van 500 meter hoog. Hier is geen sprake van een organisch groeiende stad, gebouwd en bewoond op basis van een historische context of een economische basis. Hier is geen andere perceptie dan die van de ‘overzijde’, er is geen – visueel – contact met de natuurlijke wereld buiten de hoge muren. Het impliceert dat bewoners letterlijk in een grootschalig keurslijf worden gedwongen; in een bestaan dat zich vrijwel uitsluitend afspeelt binnen de gecreëerde fysieke/artificiële kaders.
De Amerikaanse schrijver/urbanist Adam Greenfield stelde al in november 2022 met een uiters kritisch artikel in ‘Dezeen’ dat ‘all those complicit in NEOM’s design and construction are already destroyers of worlds’. Het weerhoudt wereldwijd een aantal grote architecten- en ontwerpbureau’s vooralsnog niet om te participeren.

In de afgelopen decennia zijn meerdere pogingen gedaan om de (stede)bouwkundige kaders van onze samenleving te her-denken, op momenten dat ontwikkelingen (of misschien het gebrek daaraan) noodzaakten tot een fundamentele herziening van de toen geldende criteria. Vrijwel nooit kwam het tot realisatie; de meeste studies bleven steken in theoretische modellen hetgeen niet wegneemt dat interessante projecten wel degelijk van blijvende waarde bleken, zeker nu wij opnieuw in een vergelijkbare – stedebouwkundig – problematische fase verkeren. Rond 1960 creëerde Archigram’s Ron Herron zijn ‘Walking City’, gigantische modules op poten die zich – met bewoners – konden verplaatsen naar waar ze nodig waren. Tussen 1958 en 1972 werkte beeldend kunstenaar Constant Nieuwenhuys aan zijn ‘New Babylon’, een utopisch – maar in zijn woorden (technisch) realiseerbaar – project mede gebaseerd op Huizinga’s ‘Homo Ludens’ (1938), de spelende mens. In die toekomst zou de mens door industrialisatie en automatisering niet meer hoeven werken en kon zijn/haar tijd besteden aan sport, spel en creativiteit. Het project bestond uit grootschalige ‘sectoren’, onderling verbonden eenheden ver boven het maaiveld met de mens als nomade, met alle vrijheid om te gaan waarheen hij/zij maar wilde, zonder vaste lokatie. Echter, zoals ook Hilde Heijnen stelde: ‘in New Babylon kun je niet wonen’. Na ca. 20 jaar beëindigde Constant zijn werkzaamheden aan het project; zijn schilderijen van destijds beelden de bewoners af als abstracte rode vlekken, zoekenden naar houvast in een artificiële wereld zonder kaders die geen zekerheden biedt. Op zijn tekeningen zijn vrijwel altijd ladders afgebeeld; een (uit)weg omhoog naar, wat eigenlijk? Of een Jacobs-ladder, als toegang tot de hemel? Wat is gebleven is een reeks prachtige maquettes en modellen die, samen met series tekeningen een fascinerend beeld geven van een visionaire wereld die nog altijd onderwerp van gesprek en discussie is. Dit gesprek gaat echter veelal over de – vanuit sociaal oogpunt bezien – problematische kanten; minder worden de visionaire mogelijkheden besproken als hedendaagse/toekomstige mogelijke opties voor andere vormen van vrijheid en samenleven waartoe New Babylon wel degelijk aanzetten geeft.
In NEOM’s ‘Line’ wordt – voor zover op de huidige impressies zichtbaar – bewoners het tegenovergestelde voorgehouden; de ‘stad’ oogt als een in zichzelf gekeerde wereld, gestapelde (woon)eenheden met veel groen. De projectdirecteur stelt: ‘the line will revolutionise our current way of life’. Deze belofte roept tenminste vier vragen op: ten eerste, in hoeverre is een revolutie nodig; ten tweede, wat wordt hier bedoeld met ‘our current way of life’; ten derde, wie bepaalt wat een andere ‘way of life’ is en tenslotte: in hoeverre is dit de oplossing. Terugkijkend: de geschiedenis heeft geleerd dat vergelijkbare grootschalige visies doorgaans hebben geleid tot – op zijn minst – discutabele resultaten. In 1882 wordt Arturo Soria y Mata’s plan ‘Linear City’ voor Madrid gepresenteerd; een 400 meter brede strook bebouwing; het werd nooit gerealiseerd. Later, wanneer in 1925 le Corbusier’s ingrijpende ‘Plan Voisin’ voor Parijs werkelijkheid zou zijn geworden was er van de rechteroever van het stadscentrum zoals we dat nu kennen niet veel over gebleven: zijn plan impliceerde een reeks woontorens in een grid, zonder enige relatie tot/verwantschap met de omliggende wijken. Aan de 19e eeuwse structuur van smalle en brede straten met ruime boulevards zoals gerealiseerd door Hausmann werd met dit plan hardhandig een einde gemaakt. Tenslotte; het plan roept herinneringen op aan Rem Koolhaas’ thesis/plan ‘Exodus’ uit 1972, met een link naar Constant’s New Babylon: een ‘stad’ als een kader voor vrijheid of als gevangenis op stedelijke schaal.

Meerdere ontwikkelingen van diverse aard en achtergrond dwingen ons tot verbeeldingskracht, tot nadenken over toekomstige situaties; de vraag is en blijft echter in welke mate grootschalige plannen een antwoord (kunnen) geven op nu onvoldoende gekende problemen. Echter; zo schreef Oscar Wilde in 1895: ‘A map of the world that does not include Utopia is not worth even glancing at.”. Hoewel Wilde hier met name refereerde aan de meer sociale kant van de utopie blijft de essentie dezelfde: wie, wat bepaalt, in welke mate en met het oog op de toekomst of/hoe vooraf een structuur, een kader of randvoorwaarde moet worden geboden terwille van onbekende toekomstige samenlevingen.
In de afgelopen jaren zijn meerdere plannen gemaakt om voor een groot deel van de Nederlandse kust een serie eilanden te maken, deels als buffer, deels als buitenhaven en lokatie voor een luchthaven, deels als recreatiegebied. Een zeespiegelstijging van 1 meter is vrijwel geen probleem, hoger is het dat wel, m.n. voor de natuur en de inrichting van het land. Wanneer desondanks plannen worden gemaakt voor traditionele woningbouw in de laagst gelegen delen van ons land kan de conclusie geen andere zijn dan een gebrek aan visie, wel kortzichtigheid en geen oog voor de toekomst. In een artikel voor NRC (4-8-2025) betogen 3 Nederlandse wetenschappers: “Vooral bij grote investeringen met een lange levensduur, zoals die in infrastructuur en woningen, is het belangrijk dat er getoetst wordt of de plannen klimaatbestendig zijn en welke consequenties ze hebben voor anderen. Bij woningbouw moeten we nagaan of het later nog geld gaat kosten om de nieuwe woningen aan te passen aan extreem weer, bijvoorbeeld omdat ze in laaggelegen gebied komen te staan. (..) Daarom onze oproep aan de overheid: durf groots te denken over onze toekomst. Maak klimaatverandering een centraal uitgangspunt bij de ruimtelijke afwegingen, kijk tenminste honderd jaar vooruit en help de samenleving om mee te veranderen.”
Eerstgenoemd project in Saudi-Arabië begint – of eindigt – bij de Rode Zee; een in lengte vergelijkbaar project in ons land zou worden begrensd door onze kustlijn en oostelijke landsgrens, op een schaal die voor dit land ondenkbaar zou zijn. NEOM start in een natuurlijk en cultureel tabula rasa; wij hebben een woningvoorraad van ca. 8 miljoen waaraan op jaarbasis slechts enkele procenten worden toegevoegd. Anders geformuleerd; een ‘oplossing’ met zicht op 50 of 100 jaar vooruit impliceert het maken van het begin van een structurele aanpassing van wat wij nu onze gebouwde omgeving noemen, zonder grootschaliger opties terzijde te schuiven. Wij hebben echter niet de ‘luxe’ binnen onze samenleving met een schone lei te kunnen beginnen; onze erfenis bestaat uit datgene wat nu de basis vormt voor een andere benadering, een andere toekomstvisie, echter zonder megalomaan te worden. Wel, zoals Mark Wigley het benoemde in september 2021 in zijn lezing over New Babylon: een stad van ‘extreme hospitality to welcome everybody, with an interior the size of the planet’. Hoewel dit, met het oog op de toekomst toepasselijker lijkt dan ooit – nu formerend partij D66 wil 12 nieuwe steden bouwen – ; voordat we een interieur met de grootte van de planeet hebben zal er in onze beleving van datzelfde interieur nog wel enige aanpassing noodzakelijk zijn, wil deze gastvrijheid meer zijn dan een woord. Daarvoor zijn geen 12 nieuwe steden nodig; wel een ruimtelijke omgeving op menselijke schaal die een ieder uitnodigt.
In de woorden van Herman Herzberger: “This means finding a place for each and every thing, balancing openness and enclosure, so that everyone can decide to which extent they want to be involved, or not”.

literatuur:

https://www.nrc.nl/nieuws/2025/08/04/bouwen-bouwen-bouwen-denk-dan-100-jaar-vooruit-a4902090?
‘Modernism as a Ruin, Archaeology of the Present”, Ed. Sabine Folie, Generali Foundation, 2009.
https://www.neom.com/en-us/regions/theline
‘Shaping Freedom’, Herman Hertzberger. Uitg.Maas Lawrence, 2025.